Een werkgever mag een werknemer die vlak voor zijn pensioen wordt ontslagen om die reden geen lagere transitievergoeding meegeven, zelfs als de vergoeding dan hoger uitvalt dan het loon dat de werknemer voor zijn pensioen nog had kunnen verdienen. Dat heeft de Hoge Raad vrijdag bepaald.
Volgens de hoogste rechter hebben kabinet en Kamer in de Wet werk en zekerheid van 2015 bewust nagelaten de hoogte van de ontslag-vergoeding in dit soort gevallen te beperken. Daarmee schoven ze de zogenaamde kantonrechtersformule – die wel de mogelijkheid bood om de ontslagvergoeding te verminderen tot het niveau van de reële inkomstenderving – terzijde.
Inkomstenderving
Met deze uitspraak fluit de Hoge Raad – in navolging van het Gerechtshof in Den Bosch – de kantonrechter in Eindhoven terug. Die had de transitievergoeding van een docent, die wegens langdurige arbeidsongeschiktheid was ontslagen, teruggebracht van bijna € 75.000 tot € 25.000, omdat de man op minder dan twee jaar van de pensioengerechtigde leeftijd zat. Volgens de kantonrechter zou een volledige vergoeding in die omstandigheden ‘naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar’ zijn. De vergoeding staat immers niet in verhouding tot de inkomstenderving.
De Hoge Raad bevestigt het oordeel van het Hof dat de rechter niet alleen moet kijken naar de omstandigheden van het geval. Die moet daar zelfs terughoudend in zijn. Als in de wet al een afweging van belangen besloten ligt, kan een rechter daar alleen in uitzonderlijke gevallen doorheen fietsen. Volgens de uitspraak heeft de wetgever gekozen voor een abstract en gestandaardiseerd stelsel zonder uitzonderingen. Voor het toekennen van de vergoeding maakt het ook niet uit of iemand werkloos wordt of al een andere baan heeft gevonden. Ook bij ontslag na twee jaar ziekte heeft iemand recht op de vergoeding.
Grafieken
De rechter wijst nog op grafieken in de Kamerstukken, waarin de oude situatie onder de kanton-rechtersformule wordt vergeleken met de opbouw van de ontbindingsvergoeding onder de nieuwe wet. In de nieuwe situatie blijft de hoogte van de vergoeding onverkort toenemen tot de pensioenleeftijd, terwijl de lijn in de vroegere situatie scherp naar beneden afbuigt.
‘De wetgever heeft onder ogen gezien dat de wettelijke regeling van de transitievergoeding ertoe kan leiden dat een werknemer die kort voor het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd wordt ontslagen, recht heeft op een transitievergoeding die hoger is dan het loon dat hij zou hebben ontvangen wanneer hij in dienst zou zijn gebleven.’