Van meerdere kanten komen geluiden dat het pensioenstelsel in Nederland aan herziening toe is. Tegelijk schijnt het in ‘de polder’ niet zo te vlotten om tot overeenstemming te komen. Dit roept nogal wat vragen op: is ons pensioen niet goed? En als er al wat veranderd wordt, wat gaat er dan veranderen?
De pensioenen in Nederland zijn goed verzorgd. Het belegd vermogen voor pensioenen is in 2017 op recordhoogte gekomen met een omvang van 194% van ons bruto binnenlands product (BBP). Dit indrukwekkende vermogen zou je kort gezegd de opbrengst kunnen noemen van het huidige stelsel, waarin wij nu al enkele tientallen jaren lang gezamenlijk pensioensparen. Maar er is iets scheef gaan zitten.
Bij veel discussies komt het argument ongelijkheid voorbij: in regelingen van pensioenfondsen betalen alle deelnemers even veel premie, de zogenaamde doorsneepremie, of zij nu jong zijn of oud. Dit wordt door veel jonge deelnemers oneerlijk gevonden. Zij willen liever een leeftijdsafhankelijke premie. In de figuur hieronder is het verschil goed te zien tussen een leeftijdsafhankelijke premie en een doorsneepremie van bijvoorbeeld 20%.
Een leeftijdsafhankelijke premie lijkt nadelig, maar gedurende de opbouw moet dit worden vermeerderd met het rendement. Het resultaat kan dan heel goed hetzelfde zijn als bij een doorsneepremie. Een ander detail dat duidelijk wordt in de vergelijking met de leeftijdsafhankelijke premie: ouderen betalen bij een doorsneepremie eigenlijk te weinig.
Jongeren krijgen daarom het gevoel dat zij als het ware het pensioen van de ouderen subsidieren. Dit gevoel van ongelijkheid ondergraaft natuurlijk de solidariteit binnen een pensioenfonds, terwijl de solidariteit juist een voornaam argument is geweest om een pensioenfonds op te richten. Door de vergrijzing verschuift bovendien de balans tussen de groepen deelnemers naar meer oudere deelnemers in een pensioenfonds, en dus minder jongere deelnemers.
Er zijn nog een paar ontwikkelingen die in het nadeel werken van jongere deelnemers in een pensioenfonds. Een ervan is de voortdurend lage rekenrente, waardoor premies bij veel fondsen nog eens verhoogd moesten worden. Maar er zijn nog een paar argumenten.
- Steeds meer mensen kiezen na enige tijd loondienst, voor een leven als ZZP-er of zelfstandig ondernemer. Als je dat doet, heb je als jongere wel extra betaald, maar krijg je dat nooit meer gecompenseerd.
- De verhouding tussen ouderen en jongeren blijft in elk geval voorlopig nog verder verslechteren. Als de huidige jongeren straks ouderen zijn, moeten de relatief weinig nieuwe jongeren extreem veel ophoesten voor de vele ouderen.
- De trend is al jaren juist de andere kant op: meer individualisering. Bij verzekerde regelingen, worden de pensioenen steeds vaker op basis van individuele potjes verzekerd.
Zoals de plannen nu liggen, blijft de premie voor elke deelnemer in het pensioenfonds gelijk. Alleen komt de premie dan in het eigen potje van de deelnemer zelf. Zo bouwt de deelnemer hetzelfde pensioen op als voorheen en betaalt dus niet meer mee aan het pensioen van een ander.
Invoeren dus? Als dit onmiddellijk gebeurt, zullen de jongere deelnemers hier flink nadeel van oplopen. Zij moeten verder op eigen kracht hun ‘pensioenpotje’ opbouwen zonder dat er later andere jongeren aan meebetalen. Er zou dus een overgangsperiode van een jaar of dertig moeten komen om deze omzetting op te vangen en miljarden Euro’s om de nadelen op te vangen. Dit gaat natuurlijk ook gevolgen geven voor de arbeidsmarkt.
Het wordt dan namelijk ineens een stuk aantrekkelijker om na een aantal jaren loondienst voor jezelf te gaan beginnen. Een groot deel van je pensioen heb je al opgebouwd in je jongere jaren. Wat je er als oudere in loondienst aan pensioen nog bij plust wordt steeds minder naarmate je ouder wordt.
Als zelfstandige heb je na loondienst dus al een mooie basis en als ZZP-er kun je dan een gunstig tarief rekenen omdat je verder stopt met pensioenopbouw. Of je investeert juist wel meer in je pensioenopbouw dan in loondienst kon, zodat je eerder kunt stoppen met werken of een luxer ouderdomspensioen opbouwt.
De vraag naar meer op maat gesneden en individuele pensioeninformatie aan werknemers zal sterk toenemen. Hier zijn goede redenen voor.
- De overgangsmaatregelen zullen voor verschillende personen verschillend uitvallen en mensen zullen willen weten hoe een en ander precies voor hen persoonlijk gaat uitvallen.
- Het valt te verwachten dat binnen de eigen pensioenpotjes nieuwe keuzemogelijkheden gaan ontstaan, zoals beleggingskeuzes. Het zogenaamde “handelingsperspectief“ wordt daarmee groter en daarmee ook de vraag om raad bij het nemen van besluiten.
Er wordt op basis van bestaande wetgeving al heel wat gedaan aan het informeren van deelnemers. De behoefte aan informatie is echter groter: zij willen zien hoe hun eigen pensioen uitpakt en welke keuzes er gemaakt moeten worden.
Moet ik als werkgever iets aan pensioencommunicatie doen? Wat levert dit op?